
Vandaag is het wereldpoëziedag.
Ik las in mijn korte leven mooie en slechte gedichten. Ik mis natuurlijk ontzettend veel poëzie, namelijk in het Pools, Roemeens, Kroatisch, Russisch, Portugees en nog vele, vele talen.
Engelstalige poëzie blijk ik wel aan te kunnen en zo las ik mooie gedichten van bijvoorbeeld Auden, Browning, Yeats en Bukowski. Als hoogtepunt zie ik Christmas last van de onbekende Robert Jules Vincent. Een cynisch-komisch gedicht over iemand die zijn laatste kerst meemaakt. Ik zag het ooit op internet, maar kan het verdorie nergens meer vinden.
Nog véél mooier vind ik A foggy day in Rotterdam van de Nederlandse schrijver/copywriter Cornelis Bastiaan Vaandrager (1935-1992). Met a-poëtische (bussen, radiatoren) en poëtische woorden creëert hij een angstaanjagende en toch mooie werkelijkheid. De passages over stemmen, mensen, de haar uit zijn pols zijn werkelijk huiveringwekkend en huiveringwekkend mooi. ‘het wordt donker. Of avond’, zelden heb ik zoiets bijzonders gelezen in onze prachttaal.
A foggy day in Rotterdam
Je kent het wel: een middag wachten
tot het gaat misten. Wachten
tot het donker wordt. Of avond wordt. Hij
(ik heb het over hem) kijkt,
ziet lege bussen
die koppig starten, de stad in – op zoek naar meer mist?
Stemmen van mensen. Oproer? Bijval?
Hij herkent ze, de stemmen. De mensen
kent hij niet – nooit gekend.
Je kent het wel: pijnlijk nauwkeurig
kan hij je zeggen (maar hij doet het niet):
‘Nu gaat de telefoon.’
En dan gaat de telefoon. De angst
dit aan te voelen. En dan de angst (nog groter)
zich na tien, elf juiste voorspellingen te vergissen.
De mist is binnen.
Reeds zijn de radiatoren verkild.
Hij trekt zijn benen op. Wacht.
Het wordt donker. Of avond.
Hij trekt huiverend een haar uit zijn pols.