Schaakjunkies

DIT IS EEN GASTBIJDRAGE DOOR KEES VOLKERS.

Een verkeerde gewoonte. Zo heet het verhaal van schaker/schrijver/wandelaar Volkers in het jubileumboek 75 jaar De Rode Loper. Volkers, inmiddels auteur van een vijftigtal boeken, vraagt zich daarin af waarom hij zo slecht schaakt en maar niet beter wordt. Waarom hij blijft steken op een rating van 1700, terwijl de helft van de clubschakers in Nederland daar moeiteloos bovenuit komt.

Volkers besluit over te gaan tot doping, onder andere koffie, alcohol en tenslotte dubieuze middelen. 

Waar hij dan maar mee stopt als hij steeds vaker vergeet zijn geheugenpillen in te nemen.

Daarna volgt zijn boeiende slotakkoord:

Junkies

Is doping ongezond? Ook dit argument is al door Tim Krabbé weerlegd. Hij keert de zaak om: is sport dan gezond? Als gezondheid het uitgangspunt is, kan men beter vermijden om met 90 km per uur van een berg af te suizen, dan de pillen te verbieden die wielrenners nodig hebben om die berg óp te komen. Sport is per definitie al ongezond, zegt Krabbé. En dat geldt zeker voor het schaken. Kijk maar eens goed om je heen: schaken kan funeste gevolgen hebben voor de gezondheid. Schaken is immers zelf een vorm van doping. Het heeft een verslavend effect, het is zowel een vlucht, een troost, als een medicijn, maar je kan er ook goed ziek en depressief van worden. Iedere schaker, crack of knoeier, zal deze verschijnselen herkennen. Een overdosis kan schadelijk zijn voor je sociale leven en je maatschappelijke carrière. Er bestaan echte junks, voor wie de schaaksport duidelijk een verwoestende uitwerking heeft op hun lichamelijke, geestelijke en sociale welbevinden. Je treft ze aan op de carrousel van schaaktoernooien, die vooral in de weekeinden volop draait, als een soort rondrijdende methadonbus, waar de schaakjunks hun wekelijkse shot halen. De meest schrijnende gevallen kom je tegen op de snelschaak- en blitztoernooien, waar ze 40 tot 60 partijen op een dag spelen. Ik heb één keer aan zo’n toernooi meegedaan, in Utrecht. Met verbijstering keek ik toe hoe de arme stakkers zich ’s ochtends verzamelden in de kantine: onverzorgd, bleek, zwijgend, nerveus, met holle, schrikachtige ogen, de trillende handen om een warme kop koffie geklemd, wachtend op het beginsignaal. Na 40 partijen – waarvan ik de meeste verloor – hing ik totaal gedesoriënteerd aan de toog, kon ik alleen nog maar denken in schaakpatronen, zag ik dat mijn bierglas stond aangevallen door dat van mijn buurman, en kon ik die nacht niet slapen, omdat mijn verwarde hoofd een pandemonium was van diagonalen en paardensprongen.

De echte schaakjunkies daarentegen gingen na het toernooi nog lekker ‘even vluggeren’. Schakers, wij vormen een merkwaardig, vaak schuw volkje; we komen bijeen in moeilijk vindbare zaaltjes, waar we aanschuiven aan vierkante borden om ons in stilte aan ons geheimzinnige spel over te geven. In die zin is het clublokaal van een schaakclub te vergelijken met een opiumkit, waar obscure lieden zich rond de waterpijp scharen om zich aan hun dwangneuroses over te geven. Al die uren die ik de afgelopen twintig jaar aan andere, meer nuttige zaken had kunnen besteden, aan het opbouwen van een carrière of een fortuin, al die werelddelen die ik had kunnen bezoeken, de vrouwen die ik had kunnen bezitten, de boeken die ik had kunnen schrijven, het is opgegaan in een verslaving, nou ja, goed: een verkeerde gewoonte. En wat heb ik er voor terug gekregen? Een rating van 1720! Nog steeds driehonderd punten achter Jan Prins, onze clubkampioen.
Kortom: het kwaad is het schaken zelf, het zou verboden moeten worden!

Bron: Van Heutink tot Heesen: UCS De Rode Loper 75 jaar / div. auteurs. – Utrecht, 2005.

Afgedrukt met toestemming van Volkers.


Ontdek meer van Renzo Verwer, blogger/auteur

Abonneer je om de nieuwste berichten in je inbox te ontvangen.

2 reacties

  1. Het kan idd een obsessie worden .Dan leef je alleen in je eigen schaakbubbel en vergeet je helaas alles om je heen.

  2. Wat mooi een fragment uit dit verhaal van Kees Volkers hier terug te lezen. En dat het jubileumboek 75 jaar UCS De Rode Loper (2005) zo opeens opduikt, dat maakt me blij (als co-auteur en eindredacteur).

Plaats een reactie