Boek op de bar: Amsterdamse horeca met een literaire naam

‘NA EEN AANTAL DRANKJES WORDT MEN HIER HEEL LITERAIR’

Snackbar Lale in de Amsterdamse Jan van Galenstraat. Vast niet naar Lale Gül genoemd…

‘There is always a reason to drink!’ zei de Amerikaanse schrijver Henry Charles Bukowski (1920-1994)Bar Bukowski aan het Oosterpark liet zich inspireren, met zijn teksten op de muur en menukaart, maar heeft bijvoorbeeld geen speciale Bukowski-whiskey – of cocktail.

Een gemiste kans?

Zoals je overal ter wereld bars vindt met de naam Hemingway en de favoriete cocktails van de beroemde schrijver-drinker Ernest Hemingway op de kaart, zo klinkt in de namen van diverse Amsterdamse kroegen het literair verleden van de stad door. Maar wie coffeeshop Catch 33, nachtbar Casanova of café Belcampo passeert, kan zich afvragen hoeveel klanten de literaire verwijzing herkennen.

Slingert er in café Thijssen nog een beduimelde pocket van Theo Thijssen (‘Kees de jongen’) rond, is er weleens een literair avondje, wordt er gelezen, komen er schrijvers/bewonderaars of leeft de auteur alleen nog voort in naam? Tijd voor een rondgang en vragen aan de bar.

Literaire hoofdstad

Amsterdam is ook literair gezien de hoofdstad van Nederland. Deze stad, waar stromingen als de Vijftigers en Tachtigers opgang maakten, waar Hermans en Reve geboren werden en Mulisch woonde, kent zelfs een cafe met ‘literair’ in de naam. Het Amsterdamsch litterair café De Engelbewaarder


Kampioenschap flipperen

Waar beter beginnen dan daar?

Bij de oprichting in 1971 werd het café vernoemd naar een boek dat net op de markt was – kom daar nu nog eens om! – Herinneringen van een engelbewaarder (1971) van W.F. Hermans. Oprichter Bas Lubberhuizen herinnerde zich 25 jaar later link

‘Het werd het eerste literair café in Nederland – althans, het eerste dat zich zo noemde. Hans Verhagen, Johnny van Doorn, Wim Schippers, die kwamen allemaal binnen met een air van ”Dit is ons café , want wij zijn tenslotte schrijvers en dichters”.’

In het eerste jaar had de Engelbewaarder al een tentoonstelling van schrijfmachines van Hermans. Of de schrijver zelf het café bezocht, is nergens geboekstaafd, tekende Hermans-kenner Rob Delvigne op. ‘In tegenstelling Mulisch, die in het eerste jaar geregeld kwam. Met vriend en schaker/schrijver Hein Donner.’ De Engelbewaarder gaf een tijdschrift en diverse biografieën uit en organiseerde een wereldkampioenschap flipperen waaraan ook schrijvers – Tim Krabbé bijvoorbeeld – deelnamen. Journalist Peter Hagtingius won.

Huidige mede-eigenaar van het café Guus Versloot (72) heeft Herinneringen van een Engelbewaarder nooit gelezen, geeft hij toe. ‘Het stond in de cafėboekenkast, maar boeken worden ook meegenomen – dat mag. Soms wordt ons cafe genoemd in boeken zoals in Tommy Wieringa’s laatste werk Nirwana. Ook komen wij, nu ja onze hond, voor in een fantasievol boek van John Irving. Hij kwam heel vaak. En we hebben nu een boekenclub die hier afspreekt.’

De oprichting van het literair café in die tijd was geen geïsoleerd geval, legt historicus Maarten Hell uit:

‘In de jaren zeventig ontstaat een “trend” om cafés naar literaire helden of hun werken te noemen, zoals in De Engelbewaarder en later Oblomow in de Reguliersdwarsstraat, Dante en (Henry of Arthur?) Miller in de Binnen Bantammerstraat. Vaak opgezet door scholieren en studenten die hiermee hun eruditie toonden en gelijkgestemde literatuurliefhebbers aantrokken.’

’Vanwege de Drankwet (1881) moesten uitbaters een vergunning op naam hebben om te mogen tappen. Dit leverde namen op als Reijnders, Eylders, Mulder, Krom, Scheltema en Welling: kroegen die weliswaar literaire klandizie over de vloer kregen maar daarmee niet pronkten op hun uithangbord.’

Eetcafé De Avonden http://www.eetcafedeavonden.nl/ aan de Middenweg, naar het debuut van Gerard Reve, is van ruim na die tijd. Het bruine café tegenover het oude Ajax-stadion is gestart in 2013. Er is veel aandacht voor Ajax, Cruijff; posters van De Avonden-strip en van de film hangen aan de muur. Er staan, vrij uniek voor een café van nu, fruitautomaten.

Hoe kwam Jean-Pierre Kraamwinkel (56), eigenaar samen met zijn broer, aan de naam?

‘Ik was onderweg naar de Kamer van Koophandel om ons in te schrijven. Ik googelde nog wat op de wijk en het bleek dat Gerard Reve hier om de hoek gewoond had. Betondorp noemde hij in De avonden ‘cementdorp’. Perfecte naam dus. Maar je zet toch wel in je stuk dat het mijn favoriete boek is, dat ik het drie keer las…?’

‘We hebben hier een plank met al-le-maal prachtige boeken.

Reves boek krijgen we soms cadeau. Dan geven we het weer weg. Net zo makkelijk. Mijn broer zag de film, erg somber… Maar wij zijn een echt literair café: jij bent hier nu, Marcel van Roosmalen ook geregeld en hij schreef over ons! En dit zijn mijn vaste gasten oftewel ons literair genootschap. Maak je even kennis met ze?’

Functie voor de literatuur
Serieuzer zijn de literaire ambities van ‘huiskamercafé’ Brecht. Joris Houtman (42) richtte het in 2010 op met zijn moeder en zijn vriendin, en vernoemde het naar de Duitse schrijver Bertolt Brecht. Houtman leest diens dagboeken graag, vertelt hij. “In mijn jeugd, in de auto, draaiden we zijn teksten – gezongen door Lotte Lenya. Op cassettebandjes! Zoiets onthou je de rest van je leven. Ik ga ook geregeld naar zijn stukken.”

Posters van de schrijver ­hangen aan de muur, zijn bekendste werk Dreigroschenoper uit 1928 staat op een plankje met andere boeken; de menukaart is bedrukt met Brechtteksten.
De liefde leeft ook onder de bezoekers: een ervan zegt het complete werk van Brecht in huis te hebben, én gelezen, in het Duits. Een jonge aanwezige deed een theateropleiding en kent Brecht ‘absoluut’. In een van de gemakkelijke fauteuils zit een jonge vrouw een boek te lezen van de momenteel populaire Sally Rooney. Ze is hier voor het eerst. “Wat leuk, Brecht,” zegt ze. “Nee, wist ik niet, ga ik me in verdiepen.”


Die concentratie ontbreekt in nacht­café-bar-eetcafé Casanova (Lootsstraat 6-8). Gevraagd naar de internationaal toch beroemdste schrijversnaam in deze rij van Giacomo Casanova lacht eigenaar Hesdy Gambier (59) verbaasd. “Mijn broer koos in 1988 voor die naam. Hij was een groot vrouwenliefhebber. Nee, dat kwam niet door die boeken.”


Bij coffeeshop Catch 33 aan de Nassaukade 33 stamt de verwijzing naar het huisnummer en de wereldberoemde roman Catch-22 (1961) van Joseph Heller van voor de tijd van de huidige eigenaar Jamal (die zijn leeftijd en achternaam liever niet zegt). “Catch-22 is een mooie uitdrukking, klanten beginnen er ook over, dus die wat afwijkende naam heb ik gehouden.”

Café-restaurant Hans en Grietje, van Bert Dekker (57) en Bart de Balbiaan (42), heeft wél de verbinding met de Amsterdamse kroegschrijver – eindelijk. Dekker: “Hans en Grietje is een knipoog naar het sprookje van Grimm, maar vooral naar het stel dat deze tent zo noemde in de jaren zestig. Zij heetten Hans en ­Greetje.” Bezoekers kunnen er pannenkoeken eten en er is een snoepdakje, zoals in het sprookje. De Balbiaan: “Met wat drankjes op wordt men hier héél literair en komen allerlei verwijzingen naar het sprookje op: ‘Ben jij Grietje? En wie is nou de heks, gaan we snoepen?’”

Niet onbelangrijk: sommige kroegverhalen van Simon Carmiggelt hebben zich hier afgespeeld. Tekenaar Peter van Straaten herinnerde zich hoe hij met enkele andere kunstenaars de Kronkels van de beroemde kroegloper en schrijver wilde bundelen. Ze durfden niet bij hem thuis aan te bellen en zochten hem in cafés. ‘Op een dag was het raak,’ aldus Van Straaten, ‘in café Hans en Grietje.’ Ze kregen toestemming voor het boek, maar het kwam er nooit van. Dekker, nu: “Ook Karel Appel kwam bij ons. Hij betaalde zijn rekening met schilderijen. En Klaas Bruinsma hield hier kantoor.” Dat is uiteraard geen schrijver, maar de in 1991 vermoorde crimineel komt wel voor in de Nederlandse letteren: als het hoofdpersonage Axel in de bestseller De grot (1997) van Tim Krabbé. Hierin speelt ook Parool-journalist Bart Middelburg een belangrijke rol.

Na de sollicitatie
Als de kroegentocht iets duidelijk maakt, is dat verbanden tussen horeca en literatuur er zijn in vele vormen. Hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde Gillis Dorleijn telt er vier: “Het café kan zijn de ruimte waarin literatuur wordt besproken en gevierd; ten tweede is het een ontmoetingsplek van schrijvers, critici, uitgevers en lezers, de plaats van netwerkvorming, de echokamer van de literaire roddel, de kraamkamer van nieuwe plannen – waarvan tien procent doorgaat. En het toneel van handgemeen, zoals het vuistgevecht tussen Martinus Nijhoff en E. du Perron in en later buiten Americain. Ten derde is het de plaats waar een auteur schrijft: Jan Greshoff bijvoorbeeld schreef bij voorkeur in het café. Als laatste is er het café als de ruimte die ín literatuur wordt opgeroepen. Zoals in James Joyce’s Ulysses, en natuurlijk de kroegverhalen van Carmiggelt.”

Schrijver Kluun vult aan: ‘Ik hoorde eens iemand een wijsheid poneren die me in één klap van het idee afhielp dat ieder uur in de kroeg een verloren uur is. Hij zei: “Overdag spelen we allemaal een rol, vertonen we sociaal wenselijk gedrag, maar ‘s nachts, in het café, dan worden ze eerlijk, zeker na een paar drankjes. Dan zeggen ze gewoon: laat me met rust, man of juist: ik vind jou leuk. Mensen in het café zijn zichzelf.” De nacht was altijd al munitie voor mijn verhalen , maar sinds ik dit hoorde, ging ik voortaan zonder schuldgevoel de kroeg in: het is gewoon werk.’


Medewerkers van al deze literaire ­horeca weten overigens vaak pas na het sollicitatiegesprek de herkomst van de naam. “Naar Theo Thijssen werd me niet gevraagd, maar ik vind het een leuke naam,” klinkt het in Café Thijssen.
Rest de vraag: wanneer openen eigenlijk de kroegen voor onze huidige, toch niet onverdienstelijke generatie schrijvers? Historicus Hell sombert: “Ik zie weinig toekomst voor de literaire kroegnaam, gezien de fatale combinatie van een voortschrijdende ontlezing en een slinkend aantal dranklokalen.”
Dus kroegbazen in spe: hoog tijd voor café Giphart, bar Noort (in Noord?), eet­café Blauwe Maandagen naar Arnon Grunbergs debuut, of The Shining – voor griezelliefhebbers. En natuurlijk, ter ere van Herman Koch, ­restaurant Het Diner.

KADER Literair kroegleven in 2024
Vrijwel niemand kent Jan Frederik Helmers (1767-1813) meer, laat staan dat iemand hem leest. Maar de dichter weet maar liefst dríé straten naar zich genoemd. Twee meer dan bijvoorbeeld de veel bekendere W.F. Hermans, die een steegje bij de OBA kreeg. Bij Café Helmers wordt tweemaandelijks de ‘Vertellers van Helmers’ georganiseerd door Jan van Mersbergen en Gilles van der Loo. Onder meer Ronald Giphart, Joost Nijsen, Stella Bergsma en Huub Stapel lazen er al hun favoriete tekst van een andere schrijver voor. De entree en de nacho’s zijn gratis. Kijk voor de agenda op janvanmersbergen.nl.

Huiskamercafé Brecht organiseert de ‘Offline club’, met de slogan ‘Lever je telefoon in, sla een boek open en geniet van live muziek.’

Quartier Putain (Oudekerksplein 4, oftewel Drs P. Plein) viert jaarlijks de verjaardag van dichter/zanger/oud-copywriter Drs. P. met voordrachten en muziek. Een singeltje van zijn chanson Quartier Putain is bij de bar te koop. Mede-oprichter Kees de Koning (54) vertelt: “Deze plek had onmogelijk een andere naam kunnen krijgen. Toen wij met het platenlabel Top Notch introkken in het pand waren we met Vic van de Reijt bezig om het verzameld werk van Drs P. uit te geven, en het verwijst naar deze buurt. We hebben het nummer op vinyl uitgebracht en een jukebox in de zaak gezet. Heel bijzonder waren de dagen dat de Doctorandus langskwam terwijl jongere artiesten als Ronnie Flex en Lil Kleine in- en uitliepen – ze zaten wel op een andere golflengte.”


Ik hou zo van een oude, Amsterdamse kroeg
die diepe bedstee in het veilig vaderhuis
Hier is het ‘s winters warm en ‘s zomers pluis.
Hier krijg je vaak te veel en nooit genoeg.
Ik hou van de plompe, Nederlandse mannen
die ernstig drinkend, diepe onzin zeggen.

Simon Carmiggelt, 1956

Dit is een met enkele zinnen uitgebreide versie van mijn artikel in Het Parool van 1 juni j.l. Een belangrijk verschil zijn de eigen foto’s, op de illustratie bij het stuk heb ik geen auteursrecht. En ik heb linkjes aangebracht. De Gouden Reael is zojuist van naam veranderd in Tannay, waarmee een historische naam is verdwenen.


Ontdek meer van Renzo Verwer, blogger/auteur

Abonneer je om de nieuwste berichten in je inbox te ontvangen.

2 reacties

  1. Ooit eens een pilsje wezen drinken bij “tante Leen”.

    Schreef met dubbele pen, 1 halen,2 betalen.

  2. Lale noemt zichzelf ook ‘restaurant’. Om de hoek, op de van uitlaatgassen vergeven Hoofdweg, zetten ze soms zelfs een tafeltje buiten, bij wijze van terras. Fascinerend.

Plaats een reactie