De afgelopen maanden blogde ik een paar maal over stimulerende middelen als modafinil en andere nootropica. Eén van de ouderwetse middelen die het uithoudingsvermogen stimuleren is cocaïne.
Natuurkundige Theodor Aschenbrandt beschreef in 1883 in zijn rapport ‘Die psychologische Wirkung und Bedeutung des Cocain’ dat door coke het uithoudingsvermogen van Duitse soldaten toenam. Honger en angst namen af. Soldaten werden zelfverzekerder en waren makkelijker op te hitsen.
Cocaïne gold in die tijd niet als foute drug, maar als geneesmiddel:
“In een advertentie in de Geneeskundige Courant beloofde Alvarez dat zijn coca-pillen (twee gulden per doosje) zouden zorgen voor “de meest verrassende genezingen bij alle hals-, borst- en longziekten, zoals verkoudheden, astmatische toevallen, kleine zweeren aan de long, zelfs wanneer laatstgenoemde reeds in hoogen graad aanwezig zijn”.
Van 1900 tot 1962 had Nederland zelfs een eigen cocaïnefabriek. Zanger Tino Martin zei er onlangs ook iets interessants over:
Leg je weleens een lijntje om zo’n druk werkschema vol te kunnen houden?
Nee. Ik kan me niet voorstellen dat mensen beter gaan presteren als ze cocaïne gebruiken. Ik vind het ook gevaarlijk. Ik denk dat je er bang van wordt als je weet hoeveel mensen dat spul gebruiken. En echt in alle lagen van de bevolking: het zou me niet verbazen als ook mensen in het parlement tussen de debatten door af en toe een lijntje leggen. Ik weet waar ik het moet halen, ik krijg het zelfs de hele dag van links en rechts aangeboden, maar ik hoef dat witte poeder niet te hebben.
Waarschijnlijk is coke voor denksporters/schrijvers/politici een slecht middel. Je wordt er (veel) te overmoedig van.
Alleen geschikt voor heel timide spelers. Zie de omschrijving door Aschenbrandt.