Gisteren zag ik in de blogstatistieken een flink aantal ‘views’ van mijn blogje uit 2005 over Ton Timman. Als een vergeten stuk vaak wordt bekeken, ai, dan weet ik al bijna hoe laat het is.
Vandaag staat in De Volkskrant dan ook een advertentie met het droevige bericht dat Ton Timman is overleden.
Voornoemd interview met Ton Timman bracht enige reuring teweeg. Karel van der Weide, toen nog enthousiast (?) beroepsspeler voelde zich door het interview nogal aangevallen: het bestaan van de profschaker werd nogal afgekeurd door Timman, en de Van der Weides werden genoemd). Van der Weide kwam er ook nog eens in een stuk op terug. Beiden voerden uiteindelijk bij het ACT-toernooi van 2006 er een nuttig gesprek over. Van der Weide: ‘Aardige kerel, hij sprak me vriendelijk aan en we hebben het er nog even over gehad. Ik begrijp hem nu ook beter…’
In de overlijdensadvertentie stond dat Ton een ‘humoristische aanpak bij tegenslag had’. Ik kan dat niet precies beoordelen, maar humor had hij zeker. Het viel me op toen ik in 2009 bij een feestje bij Jan Timman was. Ton, Jan en ik hadden een gesprek over Rubberen Robbie: eerlijk gezegd het ALLERlaatste onderwerp waar ik verwacht had het met de Timmans over te hebben.
Ton was een enthousiast lezer van geenstijl vertelde hij me toen. En nu ik anno 12 augustus zijn naam intik in google zie ik dat hij een inhoudelijk reageerder is op diverse sites als Sargasso, de Dagelijkse Standaard en Joop.
Ton Timman (Delft 6 juli 1948 – Almere 10 augustus 2014) is niet meer.
Hieronder het interview dat ik met hem maakte voor Schaakmagazine in 2005 ten tijde van het ACT-toernooi. Voor een deel van de aanvankelijke onenigheid met Van der Weide verwijs ik naar de link hierboven en de reacties op de site.
Ton Timman oftewel mag uw kind profschaker worden?
Door Renzo Verwer
” Ik tikte mijn naam in op internet, en ik merkte dat ik nog bestond als schaker. Ik was een beetje als Doornroosje die weer tot leven gewekt werd. Heel vreemd, maar ook heel plezierig.” Dertig jaar raakte Ton Timman (Delft, 1948) de stukken amper aan, maar sinds begin juli schaakt hij weer. Na toernooien in Helmond en Haarlem, speelde de oudere broer van Jan Hendrik mee in de A-groep van het Amsterdam Chess Tournament. Na de zesde ronde wilde hij zijn terugkeer toelichten.
De naam Ton Timman is voor eeuwig verbonden aan het Nederlands Kampioenschap van 1972. In de laatste ronde kon u uw broer de titel in handen spelen, door een totaal gewonnen stelling tegen Coen Zuidema te winnen. U verloor na een lange reeks fouten en Zuidema werd kampioen. Hoe bent u daarmee omgegaan?
” Ik heb me daar niet schuldig over gevoeld; ik had mijn uiterste best gedaan. Jan en ik hebben het er later nooit over gehad; Jan heeft me dat ook niet kwalijk genomen.”
In de periode 1968-1975 was u een gerenommeerd subtopper in het Nederlands schaakleven…
“Ach, ik speelde vier serieuze toernooien: tweemaal op een studentenolympiade, dat NK dus, en de meestergroep van het Hoogovens-toernooi. Ik heb destijds wel eens overwogen om professional te worden. Maar dat ik een jongere broer had die beter schaakte heeft me wellicht weerhouden van die stap. In een toernooi in Helmond zag ik een grootmeester in de tweede ronde verliezen en zich vervolgens beklagen bij de organisatie dat hij in de derde ronde tegen een te sterke speler was ingedeeld. Ik vond dat heel droevig om te zien, en dacht: aan dat lot ben ik ontsnapt!”
U koos voor een maatschappelijke carrière.
Ja, ik was tot 1991 werkzaam in de automatisering en daarna onderzoeker bij de Algemene Rekenkamer. In februari ben ik met prepensioen gegaan. Drie weken geleden besloot ik weer te gaan schaken. Ik heb een tijdje geaarzeld, want ik ben natuurlijk een oude knar, en je ziet tegenwoordig al die jongetjes en meisjes uit het Oostblok – en Nederland. Wat moet ik daartussen? Iets verdienen is er ook niet meer bij. Maar dat is nu ook niet zo belangrijk meer.”
In een interview met Max Pam in de jaren zeventig zei Jan: ‘Aanvankelijk wilde ik eerst liever dammen of monopolie spelen, maar Ton wist mij dan te lijmen. Wij vochten ook wel eens. Dan ging hij gewoon op mij zitten, je weet hoe groot hij is, en dan gaf ik maar gauw toe.’
“Dat is echt héél lang geleden. Het zal wel zo zijn; kinderen gaan hard met elkaar om! Ik weet niet eens meer of ik Jan schaken heb geleerd of dat iemand anders dat deed.”
Wat de vraag oproept: heeft u uw eigen kinderen schaken geleerd?
“Mijn zoon wilde op zijn zesde, na een bezoek aan oom Jan, wereldkampioen schaken worden. Hij was en is een intelligente jongen en ik maakte me zorgen. Ik wilde het toch een beetje ontmoedigen. Ik heb hem een dame voorgegeven en een stuk of tien keer achter elkaar van het bord gehakt. En nu? In plaats van zijn huiswerk goed te doen, is hij (14 jaar oud) veel met webdesign bezig – hij had dus net zo goed kunnen gaan schaken! Schaken kan natuurlijk ook een hobby zijn, maar dat realiseerde ik me toen niet zo.
Generatiegenoten van me deden het anders: ik zie heel wat jonge spelers met mij vertrouwde namen… Ik was bezorgd dat het echt iets zou worden bij mijn zoon; ik denk namelijk niet dat mijn kinderen dommer zijn dan de Piketjes en Vanderweidetjes. En dit bedoel ik niet onaardig hoor!”
Wat verwacht u eigenlijk? Wilt u toernooien winnen, (groot)meesters verslaan, ELO-punten pakken?!
“Mijn ELO van 2330 is gebaseerd op resultaten van dertig jaar geleden. Ik zou het vervelend vinden als mijn ELO al te hard daalt; het zou fijn zijn dat het niet onder de 2200 komt. Want dat geeft problemen bij de inschrijving voor volgende toernooien.”
Heeft u uw broer al gesproken?
Na de eerste ronde – de partij tegen Ivan Sokolov, die ik verloor – werd ik door verscheidene schakers – Van der Wiel, Hartoch – aangeschoten: had ik die partij remise kunnen houden? Dat hadden ze van Sokolov gehoord. Maar mijn broer zei niets! Jan en ik hebben elkaar alleen kort voor de eerste ronde gesproken; we spreken elkaar sowieso weinig. Ik heb geen flauw benul of hij erg verrast was over mijn terugkeer. Dat moet u hem vragen.”
Ton Timman eindigde uiteindelijk met 4 uit 9 (-2 , = 6, +1), een TPR van 2228.